2024-06-23 pastor Joska van der Meer

Overweging 12 zondag door het jaar

“Hé, leuk dat je mee komt helpen”, zeg ik tegen een nieuwe vrijwilliger bij het kapperscafé. “Ja, vind ik ook, zegt hij, kom ik ook nog eens in de kerk. Vroeger kwam ik wel, maar nu niet meer. Ik heb zoveel meegemaakt en ook als ik om me heen kijk is het zo’n zooitje, ik snap niet dat hij dat allemaal maar toelaat.”
Herkenbaar is het, zijn gevoel van rampspoed en chaos. Afgelopen tijd maakten we het regelmatig mee: opeens steekt de wind op. Uit het niets lijkt het, begint het te waaien, te stormen, te stortregenen. En we zien de rampzalige gevolgen in modderstromen, ondergelopen akkers, zaad dat niet ontkiemt maar verzuipt…
En in ons leven kan het ook opeens zomaar gaan stormen: een slechte diagnose, een relatie die wordt beëindigd, ontslag, verlies van een dierbare. De wanhoop van Job die verliest en de paniek van de leerlingen in de boot maken we vaak van dichtbij mee.

Dan zou je willen dat met één woord de rust terugkeert: de zware dreunende beat weg geramd, de sombere gedachtenspinsels in je hoofd stopgezet, het geweld een halt wordt toegeroepen. Zoals in het evangelie Jezus zegt: Zwijg! Stil! En de wind ging liggen en het werd volmaakt stil.

Onze ervaring is meestal anders. Midden in de storm roepen we het, schreeuwen we het uit: dit moet stoppen! Maar wordt het zelfs als je denkt dat je alles gehad hebt, toch nog heviger.
Zoals bij Job. In zijn voorspoedige leven steekt de storm op en hoe! Hij raakt alles wat hem lief en dierbaar is kwijt. Hij heeft nog maar één houvast: God.
Maar ook die dreigt hem te worden afgenomen door zijn vrienden. Volgens hen is God niet zijn trouwe metgezel die Job steunt in goede en kwade dagen. Zijn vriend Elihu ziet, net als die nieuwe vrijwilliger, God als de Almachtige, die zou kunnen ingrijpen maar het niet doet. De andere vrienden van Job dichten God ook nog een ander soort almacht toe: God is degene die mensen beloont met voorspoed of straft met rampspoed. “Job zal wel wat op zijn kerfstok hebben, als hem dit allemaal overkomt”. Het is ergens een aantrekkelijk beeld van God: wie hoopt er niet stiekem op een grote reset van Godswege! Zwijg! Stil! zegt Job tegen vrienden en hun Almachtige God. Job houdt vast aan zijn God, als zijn steun en toeverlaat.

Maar hij houdt wel zijn vragen en verdriet. Job gaat daarover met God zelf in gesprek. Hij wil weten waarom Hij zich tegen hem keert. Want ook Job leeft met het idee dat God de mens zowel het goede als kwade kan toedelen. Maar als God tegen Job spreekt, wordt duidelijk dat dit beeld niet bij God past. Want staat er: Toen begon Jahwe in de storm en de wind tot Job te spreken. God spreekt niet als Almachtige maar als Jaweh, dat onvertaalbare woord dat zoiets betekent als “Hij is erbij” “Ik zal er zijn” “Wezer”.
En het antwoord klinkt allemachtig goed: God laat zich kennen als degene die er van het begin tot het einde bij is. En wel degelijk aan onstuimige chaos paal en perk kan stellen. Jahwe zegt: Wie sloot de zee af met een deur, toen ze uit de schoot van de aarde brak? Ik legde haar mijn grenzen op, sloot haar af met deur en grendelbalk, en zei: “Tot hier en niet verder. Dit is de grens Ik je trotse golven stel.”

En in het evangelie horen we hoe zijn Zoon Jezus dat ook kan en met zijn Zwijg! Stil! hoge golven daadwerkelijk tot een gladde zee maakt. Maar het is geen spierballentaal van “Ik kan alles fixen”. Het hele lange antwoord van Jahwe laat juist zien: ik ben erbij, bij alles wat er gebeurt. Ik was erbij, ik ben er bij hier en nu en zal er zijn, kome wat komt.
Voor Job is het genoeg om zich geborgen te weten. Hij zegt: Nu heb ik u gezien, wend ik mij af van stof en as. Ik keer mij om, Ik wil mij niet langer richten op de dood maar op het leven.

Jezus roept zijn leerlingen op tot hetzelfde, als hij zegt: waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet? Ze roepen “Wij vergaan” maar Jezus zegt: waarom heb je zo weinig vertrouwen, Ik ben er toch, waarom geloof je niet dat God zijn Naam waar maakt, er zijn zal, kome wat komt…

Er zijn mensen die zo zijn gaan leven. Die net als Job ondanks tegenslagen en verlies niet bij de pakken neer blijven zitten maar doorleven, die zoeken naar wat nog wel kan, geleerd hebben te genieten van kleine dingen, kleine stappen groot genoeg vinden. Zoals iemand die iedere week naar de kerk komt om een kaarsje aan te steken om de stormen in haar leven te doorstaan. “Mijn geloof is mijn houvast” zegt ze. Of een ander die zegt: “Door mijn slechte gezondheid kan ik niet meer wat ik allemaal zou willen, ik wil zo graag nuttig zijn, anderen helpen maar dat gaat niet meer. Verhalen uit de bijbel helpen me om te beseffen dat ik goed ben zoals ik ben, ook als dat er zijn voor anderen niet lukt omdat ik mijn handen vol heb aan mezelf.”
Midden in de storm doen deze mensen waartoe Jezus zijn leerlingen oproept. Zij roepen niet “We vergaan” maar “God sta ons bij”.

Bij een vrouw die dit jarenlang moest roepen, ging de storm uiteindelijk liggen. In rustiger vaarwater kijkt ze terug op die stormachtige periode en vertelt: ”Ik heb me niet kunnen veroorloven zelfs maar te denken dat het God niet raakte dat ik zo leed, dat het God niet aan het hart ging dat ik verging van angst”. Daarom bleef ze praten met God en vragen “God sta me bij”.

Moge ook wij, in de stormen van ons leven, God bestormen met onze vragen en roepen “God sta me bij”. Om dan van tijd tot tijd in de stilte na de storm of juist in de stilte midden in de storm te ervaren dat God er was, is en blijven zal, kome wat komt!

pastor Joska van der Meer

Geplaatst in Preken.