2024-07-28 Trees Versteegen

Johannes 6, 1-15

Sinds het begin van dit jaar ben ik lid van een moestuin, een oogsttuin beter gezegd. Anderen doen het werk en ik mag vanwege het lidmaatschap oogsten. U kunt zich voorstellen hoe heerlijk dat is. Vooral in deze tijd. Nu de zon en de regen zorgen voor vruchten en groei.

Zoals de hardwerkende eigenaresse en landarbeidster ons in een e-mail schrijft: “Er is prei, knolvenkel, bospeen, 3 verschillende soorten sla, komkommers, augurken, courgette geel en groen, rettich, rode bieten, snijbiet, koriander, basilicum, dille. Bloemen om een leuk bosje mee naar huis te nemen, rode en gele ui”. Er is dus overvloed. Dat is niet altijd zo. Regen en kou maken maakt dat er soms weinig van iets is. In haar opsomming noemt ze de bonen, en zegt daar bij: “Weinig om te oogsten, dus graag delen”. Ze zegt dat, omdat er soms mensen zijn die veel plukken van wat er weinig is. Zoals de aardbeienman. Toen er nog vanwege de kou en regen weinig aardbeien waren, zag ik dat hij een grote plastic tas voor minstens de helft met aardbeien vulde. Andere oogstgenoten bleven achter met weinig. Weinig om te oogsten. Dus graag delen.

Wat de aardbeienman doet is tegenovergesteld aan wat het jongetje doet in het evangelie van vandaag. Maar voordat we bij het jongetje zijn eerst een paar details.
Het verhaal van de zogenaamde wonderbare brooddeling staat in alle vier de evangelies. Daarom horen we het ook zo vaak. De verhalen bij Matteüs, Marcus en Lucas, zij lijken op elkaar. Maar Johannes, die we vandaag hebben gelezen heeft andere details. Ik noem er drie.

Het eerste verschil is de plaats. Bij de andere drie evangelisten gaat Jezus met zijn leerlingen naar een eenzame plaats. Bij Johannes niet: hij is bij het meer van Tiberias. Op of rond het meer van Tiberias speelt zich vaak overvloed en troost af: Jezus zorgt er voor een overvloedige visvangst, Hij stilt er de angstige storm en hij gaat ons voor als hij over de chaotische diepte van het water durft te lopen. En er is dus deze brooddeling. Het is een plaats van de overvloed van God, in tijden van dat we iets nodig hebben: eten, troost, rust in je hoofd, veiligheid.

Het tweede verschil is het gras. Jezus zegt: laat de mensen gaan zitten, en Johannes voegt daar als enige aan toe: er was daar namelijk veel gras. Vanaf dat ik een kind was kreeg ik daar een beeld van een vakantie picknick bij (u ook?): brood en vis eten aan een meer in het gras. Misschien was het dat ook wel. Gras zit immers lekker. In veel Bijbelse teksten heeft gras een andere betekenis, namelijk dat van vergankelijkheid, van een leven dat voorbij gaat. Gras in Nederland groeit welig, maar in de zon van Israël, verdort het nogal gauw. Misschien zegt Jezus daarom wel: laat die mensen eens gaan zitten in hun vergankelijkheid, in hun mens-zijn, met hun eigen sores, kwetsbaar, verdord soms. Voor die mensen, mannen en vrouwen, voor ons misschien wel, gebeurt het wonder van de overvloed.

Er is een derde verschil, en dat is het jongetje. Als Jezus bij de andere evangelisten zegt: geef die mensen te eten staat er” “we – (de leerlingen) – hebben alleen vijf broden en twee vissen”. Alleen bij Johannes is er een jongetje. Hij heeft vijf broden en twee vissen. In hoe wij het verhaal hebben geleerd wordt het jongetje altijd geprezen om het feit dat hij zijn broden en vissen weggeeft. (anders dan de aardbeienman). Dat is lief, maar er is toch iets raars aan de hand. Want welk jongetje heeft nu vijf broden en twee vissen bij zich? Aan een meer. Dat is toch ontzettend veel? Stuurt u uw kind of kleinkind op pad met vijf broden en twee vissen? Nee, toch?

Misschien is het jongetje een beeldspraak voor het jonge Israël, of voor Jezus zelf. Er wordt wel gezegd: de vijf broden staan voor de 5 boeken in de Thora, de weg van God, en de 2 vissen voor de stenen tafelen, de richtlijnen van God, hoe we met elkaar zullen omgaan. Misschien is er bij het meer van Tiberias, die plaats van overvloed, een jongetje, die weet hoe kwetsbaar mensen zijn in hun vergankelijkheid en die de weg van God te geven heeft, die weg van overvloed, van delen en van gerechtigheid.

We zitten op het gras aan het meer. Hoopvol. Verlangend. Hongerig. Hunkerend. We zien uit naar genezing. Naar liefde, gerechtigheid, vrede. Naar troost en zachtheid. 5 broden en 2 vissen. Weinig om te oogsten, dus graag delen. Dan geeft Jezus de overvloed. Overvloed aan voedsel. Overvloed aan kracht. En vrede. En liefde, en gedeeld lijden. Maar soms lukt dat delen maar moeilijk. We verdelen de gaven van moeder aarde niet. De ertsen, de mineralen, het water, graaiers nemen het tot zich. Er is genoeg brood, maar weinigen delen het. Rijk gevulde tafels en resten voor de armen. We houden de broden en de vissen vast, staan ze niet af: we delen liever niet ons land en onze huizen. We denken dat de overvloed voor enkelen is en niet voor iedereen. Maar we krijgen de overvloed van God. Jezus is gekomen om te geven van dit leven in overvloed. Hij geeft zich aan ons, om te delen in onze kwetsbaarheid, ons lijden, onze vergankelijkheid. Zo dadelijk delen we opnieuw in zijn leven door het delen van het Brood. Bidden we dan dat het brood ons nieuw overvloedig leven mag geven.

We zitten in het gras en leven van de overvloed van God. Er staat iemand op. Het is de aardbeienman. Hij vertrekt. Amen.

Geplaatst in Preken.