2024-04-20 en 21 De Goede Herder, Roland Brans

Handelingen 4, 8-12
Johannes 10, 7-18

Soms zien we het meteen als de deur opengaat: in de deuropening stáát iemand. Een persoonlijkheid, een machthebber. Iemand die geen tegenspraak duldt, zijn macht koestert, wind zaait en storm oogst. Óf: de deur gaat open en er staat een hele andere persoonlijkheid: iemand met gezag, die verbindt, die liefde zaait en vrede oogst; een goede herder. We kennen het plaatje van de goede herder. Een man op een heideveld, zijn trouwe hond naast hem, een stok in zijn hand en een lam op zijn schouders. Turend in de verte, zijn kudde vlak bij hem. Een romantisch plaatje, wat we in het echt nog maar zelden tegenkomen. Overigens nog afgezien van het feit dat die man ook prima een vrouw kan zijn.
In dat beeld van deze romantische herder verenigen wij stilte en zachtheid, maar ook vastberadenheid. Iemand die weet waar hij heen wil. Is deze herder een manager of een leider? Wie van de twee maakt volgens u de meeste kans een goede herder te zijn? Ik denk dat u kiest voor de leider. Bij een manager denken we aan iemand die de zaken goed regelt, de cijfers kent, ervoor zorgt dat het allemaal op rolletjes loopt. Bij een leider gaan we een stap verder. Dit is iemand met een visie, die mensen kan begeesteren en meenemen naar de verwerkelijking van een ideaal. In het onderscheid tussen manager en leider, is het de manager die ‘telt’ en de leider die ‘vertelt’. De manager telt cijfers en regelt; de leider vertelt een verhaal, brengt ons verder.

Het is een wat schematisch onderscheid tussen manager en leider. Om dichterbij Jezus te blijven: ook Hij telt zijn schapen, maar het gaat erom wat hij met die wetenschap doet: er achteraangaan als Hij er één mist. Ze beschermen tegen rovers. In het evangelie van Johannes identificeert Jezus zich als een onbaatzuchtige leider. Hij is niet zoals een ingehuurde knecht, die bij het minste gevaar het bijltje erbij neer gooit. Jezus geeft zijn leven voor de schapen. Hij kijkt hier vooruit naar zijn eigen lijden en sterven, waar hij zelf voor kiest.

We zoeken overal goede leiders. Kunnen we zelf een goede leider zijn? Misschien heeft u wel een baan waarin u leiderschap moet tonen; bent u leidinggevende van een afdeling, een bedrijf of een instelling. Maar u kunt ook een leider zijn, zonder dat het je beroep is: in je buurt, in je vereniging, in je gezin of: in een opstootje op straat dat u niet aanwakkert, maar smoort.

Het is misschien wat wrang, maar ik moest een tijdje geleden glimlachen bij een rouwkaart met een knoeperd van een taalfout: ‘We zijn dankbaar dat hem een verder leiden bespaard is gebleven.’ En leiden werd hier met een korte ei geschreven. Ik vroeg me even af of hier een leidinggevende begraven werd, die blij was dat hij ervan af was. Het is niet iedereen gegeven om goed leiding te geven. Je dient je schapen te kennen én de schapen kennen jou.

Of bent u een schaap? En klaagt u wat af over die strenge of zelfzuchtige leiders, die er niets van kunnen? We kunnen makkelijk iemand op het schild hijsen, maar deze er net zo snel weer afgooien. Er ligt niet alleen een opdracht voor een goede herder, er ligt er ook één voor de schapen. Vaak zijn wij als schapen allerminst volgzaam, maar heel kritisch en – zeker in het huidig tijdsgewricht – bereid om bij de minste misstap de leider bij de enkels af te zagen. Dat is de ene kant van het verhaal, de andere kant is of we de stem van de echt goede herder kunnen herkennen. De stem die ons roept en aanspreekt. Die ons helpt om in het rumoer van alledag in rust en vertrouwen het goede te laten doen. Die de stilte kan zoeken, zonder de complexiteit van het leven te ontkennen.

Uit goede herders kunnen goede leiders ontstaan. Dat zien we in de eerste lezing. In Handelingen wordt het verhaal verteld van Petrus en Johannes die vanwege hun verkondiging en genezing van een zieke zich moeten verantwoorden. Petrus doet dat door zich te beroepen op Jezus, die voor hem een hoeksteen van redding is geworden. Nu is het Petrus die daar pal voor staat.

Terug naar het evangelie van Johannes. In de verzen voordat het over Jezus als de goede herder gaat staat iets vreemds: hier identificeert Jezus zich nog met iets heel anders: als de deur voor de schapen. Hij zegt: ‘Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in- en uitlopen, en hij zal weidegrond vinden’. Deze weidegrond doet denken aan het Koninkrijk van God, een visioen. Dit visioen is niet alleen iets waar we ons op richten, wat ons door een leider als een belofte wordt voorgehouden, maar vooral wat ons motiveert om iets van dat visioen nu al te realiseren. Jezus is een deur. Door in Hem te geloven, worden we gered. We lopen in en uit Hem. Een deur die naar beide kanten kan scharnieren, naar binnen en naar buiten. We lopen naar binnen en keren in onszelf, we lopen naar buiten, kijken om ons heen en proberen zelf een goede herder te zijn, of de stem van de juiste herder te vinden.

Als de deur opengaat wie zien wij dan staan? En als wij de deur open maken, wie zien anderen dan staan? Een herder die be-hoed-zaam is (die hoedt en niet opjaagt), die niemand wil verliezen, die ervoor zorgt dat wij elkaar kennen, die het visioen van recht en vrede steeds voor ogen houdt en dichterbij brengt, zoals Jezus; zo iemand willen we volgen en willen we zelf proberen te zijn. Een góede herder.

Roland Brans

Geplaatst in Preken.